Uitspraak: Uitwonend kind niet verplicht om mantelzorg te verrichten

Uitspraak Centrale Raad van Beroep, 11 januari 2017.

Samenvatting:

De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2017 geoordeeld dat de gemeente Etten-Leur het pgb van een budgethouder voor hulp bij het huishouden ten onrechte heeft beëindigd. De gemeente had het pgb stopgezet omdat ze vond dat er van de uitwonende dochter van de budgethouder mocht worden verwacht dat zij als mantelzorger (dus zonder betaling) haar moeder zou helpen bij het huishouden.
De Raad oordeelt dat de gemeente niet van de dochter kan eisen dat zij de huishoudelijke hulp onbetaald verricht. Ook mag de gemeente er niet zomaar vanuit gaan dat de dochter wel bereid zal zijn om deze zorg gratis te leveren. Dit moet in het gesprek tussen de gemeente en de budgethouder expliciet aan de orde komen. Hier is dat ook gebeurd; de dochter heeft aangegeven dat zij niet bereid is om de huishoudelijke hulp te leveren als daar geen betaling tegenover staat. Ze is dan ook met deze hulp gestopt.

Lees hier de hele uitspraak van de Centrale Raad van Beroep

Toelichting

De budgethouder heeft lichamelijke beperkingen, waardoor zij niet zelf haar huishouden kan doen. Haar dochter verrichtte huishoudelijke taken en haar salaris werd betaald uit het pgb. Toen de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking trad, meende de gemeente dat de budgethouder de problemen bij het huishouden zelf kan oplossen door een beroep te doen op haar dochter. De dochter wil de huishoudelijke taken niet onbetaald uitvoeren en is dus gestopt met de hulp aan haar moeder.

(bron: www.pgb.nl)